Toppers van Transdev: Evert Jan en Berend

Iedereen die voor Transdev in het openbaar vervoer werkt, kent het ‘ROV’. Het Regiecentrum Openbaar Vervoer ondersteunt chauffeurs en rayons in het uitvoeren van hun dagelijkse werkzaamheden, van het uitstippelen van plotselinge omleidingen tot assistentie inroepen bij calamiteiten. “Toch zijn er helaas wat chauffeurs die een verkeerd beeld van ons hebben. We zijn er juist voor de chauffeurs. Net zoals dat zij hun passagiers niet voor de lol laten staan, sturen wij de chauffeurs niet voor de lol de verkeerde kant op. We doen ontzettend ons best,” vertelt Evert Jan, verkeersleider. Samen met ROV-medewerker Berend geeft hij een kijkje in de keuken van dit organisatieonderdeel van Transdev in Nieuwegein.

"Er zijn nu minder vertragingsmeldingen bijvoorbeeld, maar juist meer meldingen van agressie”

Evert Jan werkt vanaf 2014 bij het ROV in Nieuwegein en sinds drie jaar vervult hij de rol van verkeersleider: “eigenlijk ben ik een soort floormanager. Ik heb een coördinerende rol bij het aansturen van de dagelijkse operaties.” Berend is één van de medewerkers die door Evert Jan wordt aangestuurd. Inmiddels twee jaar werkzaam bij het bedrijf, maar dankzij zijn vader (die werkte als MER in Almere) al sinds jongs af aan geïnteresseerd in het openbaar vervoer en dan vooral de aansturing daarvan. “Al was ik bij mijn eerste sollicitatiegesprek bang dat ik het verknald had, omdat ik het ROV omschreef als ‘een bijenkorf’, een soort georganiseerde chaos,” vertelt hij lachend. “De term ‘chaos’ viel initieel ietwat verkeerd, maar gelukkig werd mijn idee duidelijk toen ik uitlegde dat het van buitenaf, voor chauffeurs bijvoorbeeld, misschien chaos lijkt, maar dat elke ‘bij’ onderdeel is van structuur en orde. Van dichtbij kun je pas zien dat iedereen op de juiste plek zit om het juiste werk te doen.”
 
Afgelopen februari verhuisde het ROV vanuit Utrecht naar een moderne, nieuwe locatie in Nieuwegein. Met zo’n 20 rayons verspreid over heel Nederland onder hun hoede, doen de medewerkers hun uiterste best om overzicht te houden en proactief te handelen. “Dat is het leuke aan dit werk, vind ik. Er een sport van maken om problemen voor te zijn,” zegt Berend enthousiast. Evert Jan vult aan: “We proberen te voorkomen dat er oponthoud of een gevaarlijke situatie ontstaat. Door onze ervaring en zeer geavanceerde systemen kunnen we elke bus volgen en zien waar er mogelijk problemen kunnen ontstaan.” Die geavanceerde computersystemen, waar de medewerkers beroep op doen middels vier monitoren per bureau, zijn meteen de reden dat thuiswerken voor de medewerkers geen optie is. In de coronacrisis merken ze dan ook niet dat het veel rustiger is. Normaal gesproken krijgt het ROV zo’n 1100 tot 1200 oproepen per dag binnen, naast nog zo’n 500 telefoontjes. “Die aantallen zijn momenteel misschien iets lager, maar de meldingen die we krijgen zijn wel iets anders dan normaal. Er zijn minder vertragingsmeldingen bijvoorbeeld, maar juist meer meldingen van agressie,” vertelt Evert Jan. “Daarnaast zijn de protocollen voor ‘voertuig vol-meldingen’ anders, in verband met de coronamaatregelen.” Naast de werkzaamheden in Nieuwegein is er ook nog een regiecentrum in Arnhem, waar vanuit specifiek de regio Arnhem en Nijmegen bediend wordt. “Vanuit Arnhem worden naast de bussen ook de treinen in die regio aangestuurd. Normaal gesproken werkten we nog wel eens wisselend op één van de twee locaties, maar met de huidige maatregelen blijven we nu even op één plek,” vertelt Berend.
 
Dat de medewerkers van het ROV hart voor de zaak hebben is direct te merken op de werkvloer. Berend klikt behendig van programma naar programma om een chauffeur uit de brand te helpen die vaststaat voor een zakpaal in storing. Meteen daarna komt er een oproep binnen van een chauffeur die onenigheid had met een passagier die geen afstand wilde houden van andere reizigers. “Het werk ligt nooit stil,” zegt Berend. Niets dan de waarheid, want enkele seconden later verschijnt de volgende melding alweer op zijn scherm:  “Goedemiddag, ROV met Berend, zegt u het maar!”